Binnen de discipline van de edelsmeedkunst was het massief zilveren tafelmiddenstuk Ondine een van de belangrijkste voorwerpen die voor de wereldtentoonstelling van 1958 werden gerealiseerd. Ofschoon het anachronistisch lijkt, is het nochtans representatief voor zijn tijd. De jaren 50 kenmerkten zich door de vermenging van conservatisme en traditie enerzijds en de bewustwording en de aanvaarding van het modernisme anderzijds. In deze context moet Ondine dan ook worden beschouwd als een van de laatste materiële getuigen van een tijdperk waarin de vooroorlogse drang naar prestige, grandeur, luister en etiquette een laatste opflakkering beleefde. Normaliter overstijgt een kunstwerk de anekdotiek en ondersteunt het de geschiedenis. Maar in dit geval gebeurt juist het omgekeerde en verheffen de anekdotiek en de geschiedenis het object.
In de coulissen van Expo 58
Moens de Fernig, de commissaris-generaal van Expo 58, zag het groots. De wereld moest België leren kennen als een sterke en verenigde natie met aan het hoofd de koning. Daarom moest de expo ook een diplomatieke happening worden. Voor de officiële recepties en diners werd het Belvédère, een laat-18de-eeuws kasteel, gerestaureerd.
Glamourzilver voor betoverende diners
Voor het leveren van het zilverwerk viel de keuze op de firma Wolfers Frères. Het ging om een ensemble van meer dan duizend stuks voor 40 man verdeeld over twee tafels. Het tafelmiddenstuk Ondine, met daarbij behorend twee kandelaars en twee coupes, was daarvan slechts een onderdeel. De door escapisme gekenmerkte stijl ligt helemaal in de lijn van de productie van de firma Wolfers Frères in de naoorlogse jaren. Het zilverwerk dat het tekenatelier van Wolfers voor het Belvédère ontwierp, voldeed dan ook in alle opzichten aan de opdracht. De voorschriften voor de interieurinrichting van het laat-18de-eeuwse gebouw golden immers ook voor het tafelservies. De directoirestijl was verplicht!
Ondine: twee ontwerpers, één object
De sculptuur, die het tafelmiddenstuk bekroont, draagt de signatuur van Marcel Wolfers. Het lijkt evident dat de beeldhouwer ook ontwerper van het gehele tafelmiddenstuk zou zijn, maar dat is onwaarschijnlijk gezien een stilistisch en materieel verschil van het beeldhouwwerkje met de rest van het tafelmiddenstuk. Ofschoon de bewaarde ontwerptekeningen niet zijn gesigneerd, kan met zekerheid worden gesteld dat Charles Geets, sinds 1927 créateur dessinateur bij Wolfers Frères, de auteur van het tafelmiddenstuk is.
Ondine na Expo 58
Onmiddellijk na de sluiting van Expo 58 werd het zilverwerk aan het huis Wolfers terugbezorgd. Toch werd het tafelmiddenstuk Ondine recent op de markt gebracht door de erfgenamen van Moens de Fernig. De vraag waarop ons onderzoek geen antwoord kon bieden, is hoe dat tafelmiddenstuk bij Moens de Fernig was terechtgekomen. Mogelijk geven de gegraveerde initialen op het stuk, C.B. en R.U. gescheiden door een vijfpuntige ster boven het jaartal 1958, een indicatie. Deze initialen staan ongetwijfeld voor de kolonie: Congo Belge – Ruanda-Urundi. Gezien de professionele activiteiten van Moens de Fernig in Afrika, gaat het mogelijk om een geschenk dat hem na de Expo als teken van erkenning voor de geleverde diensten werd gegeven.
De kroongetuigen
Freddy noch Jean Wolfers, die vanaf de jaren 50 de belangrijkste bazen van de firma waren, kunnen zich nauwelijks iets herinneren van de creatie en de levering van het zilverwerk voor het commissariaat-generaal van Expo 58. Dat is op zijn minst gezegd zeer merkwaardig voor de plaats die Ondine vervulde in het ensemble van het Belvédère en voor het belang van dat paleis op diplomatiek niveau. Er is echter een belangrijke reden die deze black-out van de directeurs meer dan waarschijnlijk verklaart: de bestelling van Ondine en het zilverwerk voor het Belvédère betekenden vrijwel niets in vergelijking met de gigantische levering van zilverwerk die in 1958 werd gerealiseerd voor de toenmalige koning van Saoedi-Arabië, Saud bin Abdul Aziz.
Saud bin Abdul Aziz liet in de jaren 50 een paleis bouwen in Riyad waarvoor Wolfers Frères alle zilverwerk – tweeduizend vijfhonderd kilogram zilver en zevenendertig kilogram goud – in het najaar van 1958 moest leveren. Het spreekt voor zich dat in de gestelde omstandigheden Expo 58 voor de firma echt wel een bijzaak was en dat alle aandacht was gericht op Saoedi-Arabië. Deze bestelling kreeg dan ook de absolute prioriteit, zelfs al zou dat hebben betekend dat Ondine niet tijdig klaar was voor de opening van de wereldtentoonstelling. In die context valt het op hoe Ondine ook stilistisch verweven is met de bestelling vanuit Saoedi-Arabië. Het tafelmiddenstuk paste weliswaar binnen het kader van het Belvédère, maar stilistisch had het evengoed deel kunnen uitmaken van de bestelling voor het nieuwe paleis in Riyad. In ieder geval was het niet meer dan een voetnoot in de boekhoudkundige geschiedenis van Wolfers Frères.